De oogst van kaneel vindt plaats wanneer de roodachtige bladeren beginnen te verkleuren naar lichtgroen.
Het betreft de gedroogde bast van de immer groene kaneelboom, die enkel gedijt in een tropisch klimaat. In de regio Padang op West-Sumatra zijn kaneelplantages gevestigd, maar de oorsprong van deze specerij ligt in Sri Lanka, voorheen Ceylon.
De Ceylon kaneelboom kan een hoogte bereiken van acht tot zeventien meter. De Cassia boom kan zelfs nog hoger groeien. Helaas neemt de kwaliteit van Cassia kaneel af naarmate de boom ouder en groter wordt.
Er bestaan verschillende soorten kaneel, waarvan Cassia en Ceylon de bekendste zijn. Ceylon kaneel is aromatisch, zoet, warm, houtachtig en heeft een lichte bitterheid. Wanneer gemalen en opgelost in heet water wordt het enigszins slijmerig en plakkerig. Cassia is vergeleken met Ceylon kaneel iets donkerder, zoeter, geparfumeerd, doordringend en heeft een scherpere bittere nasmaak. Het geeft een iets steviger mondgevoel. Cassia uit Vietnam en China bevat de meeste coumarine, de natuurlijke aromastof in kaneel. Ceylon kaneel bevat 1,5-3,0% etherische olie, terwijl Cassia slechts 0,5-2% etherische olie bevat, waardoor Cassia iets minder uitgesproken van smaak is.
De specerij kaneel wordt doorgaans gebruikt in zoete gerechten, variërend van patisserie tot nagerechten. Ook in hartige gerechten komt kaneel voor, vaak als onderdeel van mengsels zoals kerrie, masala, of verwerkt in een bumbu.